Bovenstaande foto via L1
Hieronder kun je m’n bijdrage aan Radio Naodors van van maandadg 6 juni 2022 terug luisteren. Onder de geluidsopname heb ik ook het script toegevoegd.
Skevel houdt de deksel van z’n koffie beker stevig tussen z’n handen geklemd. Zonder duidelijk duidbare reden rijdt Rostel op het zelfde tempo door de bossen als dat ze dat eerder over de Napoleonsbaan deden. Hij lijkt geen acht te slaan op de lading die ze achter in hun Toyota Land Cruiser hebben liggen.
SKEVEL ’Eyye Rostel, fijne vriend van mij, zou je niet wat rustiger aan doen? M’n koffie gaat overal naartoe. We hebben toch geen haast, dus doe maar rustig aan.’
ROSTEL ‘Jij misschien niet, maar ik ben hier liever zo snel mogelijk mee klaar.’
SKEVEL ‘Ja, ik ook, maar het is vier uur in de ochtend en we zitten midden in een bos, dus er zal niemand zijn die ons kan zien. Dus we kunnen gewoon rustig aan doen. Ik ben eerder bang dat we tegen een boom aan knallen met dat rijgedrag van jou.
ROSTEL ‘Ach, schei uit man. Ik heb heb hier al tig keer gereden. Als jij die koffie van jou nu eens gewoon op zou drinken, dan kun je ‘m ook niet over jezelf heen gooien.’
Skevel zwijgt en kijkt naar buiten. Er liggen kleine regendruppels op de ruiten van de auto. Om hen heen is alles zwart, maar voor hen ziet hij striemen regen oplichten in het licht van de koplampen. Het pad door het bos is hobbelig. Het zwaggert door het bos. Links, rechts. Hierdoor lijkt het telkens net alsof ze recht tegen een boom aan zullen rijden. Maar telkens, net op het juiste moment, geeft Rostel een flinke zwieper aan het stuur, zodat de jeep opzij zwiert.
Rostel had gelijk. Hij kende deze route op zijn duimpje. Stevel kon maar beter z’n mond houden.
Dus dat deed hij dan ook maar. Om de tijd te doden opent hij voorzichtig de deksel van z’n koffie en brengt het naar z’n mond. Hij steekt z’n mond vooruit in verwachting de bekerrand te ontmoeten, maar vlak voordat z’n lippen de beker raken vliegt z’n gezicht naar voren en wordt de koffie z’n bakkes in gelanceerd.
SKEVEL ‘Godverdomme, smerige tering hond!’
Boos veegt Skevel met z’n mauw de koffie van z’n gezicht. Hij werpt een vernietigende blik op Rostel. Nog net ziet hij de resten van een flauwe glimlach vertrekken , voordat hij alweer stoïcijns voor zich uit staart.
SKEVEL ‘Klerelijer,’ mompelt Skevel zachtjes.
Terwijl Skevel en Rostel zich in hun jeep een weg door het bos banen, loopt Hendor met z’n hond Piet z’n routine rondje door het bos. Hendor is luitenant boswachter vierde klasse binnen het Bilderkerke regiment. Overdag houdt hij zich vooral bezig met het omhakken van zieke bomen en het bijsnoeien van overwoekerende planten. Maar ’s nachts niet. In de nacht waakt hij over het bos. De nacht is namelijk het terrein van ongurige types. Figuren die niet in het bos thuis horen. Kampeerders, mensen die denken dat ze mogen barbecuen in het bos, illegale ravers, vrijende stelletjes en meer van dat soort wetsovertreders. Maar samen met z’n hond Piet houdt Hendor het bos rustig en veilig. Zo ook deze avond. Samen lopen ze hun nachtelijke patrouille. Zij aan zij, hond en man.
Skevels woede is inmiddels alweer aardig afgekoeld wanneer Rostel de auto stilzet midden in het bos. Beide mannen stappen uit de auto en lopen naar de kattenbak. Rostel gooit de achterklap open terwijl Skevel twee paar latex handschoentjes uit z’n jas zak haalt. Hij geeft een paar aan Rostel, die ze stilzwijgend aanneemt. Vervolgens grijpen ze beiden een stel jerrycans die in de achterklap staan en smijten die naar buiten, het bos in. De laadruimte van de jeep staat vol met jerrycans. En helemaal aan het einde van de laadruimte staat een uit de kluiten gewassen, goed gevuld, ijzeren vat.
Nadat Rostel en Skevel alle jerrycans naar buiten geworpen hebben, klimmen ze de achterbak in om werk te maken van het grote vat. Rostel gaat achter het vat staan, terwijl Skevel er onhandig voor gaat staan. Centimeter voor centimeter schuiven ze het vat dichter naar de uitgang van de laadruimte toe.
Het vat is echter loei zwaar en het lijkt wel een eeuwigheid te duren alvorens ze een meter vooruitgeschoven zijn.
Met een zucht gooit Skevel z’n handen van het vat af:
SKEVEL ’Jezus man man man… dit schiet ook echt totaal niet op hè…’
Rostel stopt ook en reageert droog:
ROSTEL ‘Niet als je stopt nee met duwen nee. Kom, nog effe duwen en dan zijn we klaar voor de avond.’
Skevel hopt naar buiten en wrijft z’n handen door z’n haren. Hij haalt z’n pakje Marlboro uit het borstzakje van z’n jas en wipt een sigaretje tussen z’n lippen.
SKEVEL ‘Even een rook pauze hoor.’
ROSTEL ‘Hey, schei uit! Trage zaodkrieëmer!’
Rostel werpt zich naar buiten en geeft Skevel een tik.
Skevels sigaret valt uit z’n mond, nog voordat hij ‘m aan heeft kunnen steken.
ROSTEL ‘Je gaat toch geen sigaret roken met al die rotzooi hier. Je weet goed hoe gevaarlijk dat is. Je bent toch geen slobkont ofzo?’
SKEVEL ‘Maar maar, wat ben jij ‘n zäöter. Laat me gewoon even roken. We zijn al vanaf middernacht bezig. Kunnen wel even een korte rook pauze inlassen. Ik loop wel wat verder weg dan. Simpele.’
ROSTEL ‘Niks daarvan, we maken dit nu af. We flikkeren dit laatste vat naar buiten en dan rijen we terug naar huis, daar kun je zoveel roken als je wilt.’
Rostel grijpt Skevel bij z’n kraag,
ROSTEL ‘Hup, kom op, niet aanstellen.’
Hij trekt Skevel de laadruimte in. Skevel geeft zich gewonnen. Hij heeft geen zin om ruzie te maken met Rostel, zo vlak voor het einde van hun klus. Met bijzonder weinig enthousiasme beginnen de twee mannen weer te hengsten aan het vat.
Wat ze echter niet in de gaten hebben is dat het luide gevloek van Rostel Hendor en Piet op hun spoor gebracht heeft.
De hond heeft met z’n scherpe gehoor Hendor helemaal naar de jeep toegeleid. Toen Hendor de jeep in z’n blikveld zag verschijnen knikte hij afkeurend,
HENDOR ‘Nee, nee, foei, foei, dat kan niet veel goeds betekenen.’
Het rode licht van de achterklap schijnt helder in de donkere nacht. Terwijl Hendor zich langs de zijkant van de jeep een weg baant naar de openstaande achterklap, hoort hij het gezwoeg van de twee mannen die nog steeds met moeite het ijzeren vat naar buiten proberen te werken.
Wanneer de boswachter bij de achterkant van de jeep is aangekomen besluit hij tweemaal met z’n gebalde vuist op de zijkant van de auto te tikken.
‘Tik tik’
Rostel en Skevel verstijven.
HENDOR ‘Zo, zo, zo, wat zijn we hier allemaal aan het doen?,’ vraagt Hendor terwijl hij hen strak aankijkt.
Rostel en Skevel zijn met stomheid geslagen. Er komt geen woord uit hen. Met ogen vol paniek staren ze de boswachter aan.
HENDOR ‘Het lijkt erop alsof we illegaal afval aan het dumpen zijn in het bos, of niet heren?’
SKEVEL ‘Eeh, ja?’ weet Skevel stompzinnig uit te brengen.
Hendor pakt een jerrycan van de grond op en houdt ‘m nieuwsgierig voor z’n gezicht.
HENDOR ‘En wat zijn we allemaal aan het dumpen vanavond?’
HENDOR ‘Benzine? Ranja? Heel veel liters koeie urine? Kom er maar meer voor de dag jongens, anders heb ik heel binnen vijf minuten de grondverontreinigingsdienst op de stoep staan, die steken hier vijf aluminium buizen de gronding en dan ontvang ik binnen vijf werkdagen een uitgebreide analyse van wat jullie hier allemaal de grond in aan het dumpen zijn.
HENDOR ‘Dus zeg ’t maar jongens, het zal vast geen Freeway cola van de Lidl zien, of wel?’
Rostels paniek is omgeslagen in verbaasdheid. Wat denkt deze boswachter wel niet? Heeft hij werkelijk geen idee wat hier gaande is? Hoe durft hij in z’n eentje hier aan te komen kakken, terwijl hij en Skevel duidelijk in de meerderheid zijn. Zijn zijn partners dicht in de buurt? Als ze op ‘m afstormen en ‘m aan de kant duwen, zouden ze dan op tijd achter het stuur kunnen zitten om weg te kunnen rijden uit deze netelige situatie?
Maar terwijl al deze vragen zich razendsnel door Rostels brein bewegen, geeft Skevel simpelweg het eerlijke antwoord op Hendor’s vraag:
SKEVEL ‘Nee, nee, het is 250 liter natronloog, 40 liter aceton en 70 liter zwavel zuur.’
Rostel hapt naar lucht en kijkt stomverbaasd naar Skevel.
Hendor schud afkeurend zijn hoofd,
HENDOR ‘Tsj, tsj, tsj, dat is natuurlijk niet de bedoeling. Dat soort stoffen horen niet in de natuur.’
SKEVEL ‘Nee, ja, dat weten we, maar ja, we moeten het toch ergens kwijt al die rotzooi.’
HENDOR ‘Dat begrijp ik natuurlijk, maar toch niet in het bos? Waarom brengen jullie het niet gewoon naar de milieustraat zoals iedereen dat doet?’
Rostel is inmiddels door z’n knieën gezakt en luistert vol ongeloof naar het gesprek tussen Skevel en Hendor.
SKEVEL ‘De mileustraat? Je bedoelt die op de Amerikaanse weg? Die zijn nooit open na ’t werk. Wat denk je? Dat ik een dag vrij nemen om m’n afval te dumpen daar? Schei toch uit man, ik duw nog liever dertig kilo gebroken glas door m’n slokdarm heen.’
HENDOR ‘Nee, ja, dat snap ik inderdaad. Maar goed, waarom breng je het dan niet naar Driessen, op de Hamweg? Die zijn op donderdag avond altijd extra lang open. Ik meen zelfs tot een uur of acht.’
SKEVEL ‘Oh, kijk eens aan, dat wisten wij niet boswachter. Ik dacht dat die ook gewoon normale werktijden aan hielden.’
HENDOR ‘Nee, nee, donderdagavond tot 20:00 dus.’
SKEVEL ‘Ja, dat is nieuw voor ons. Dat wisten wij niet. Maar goed te weten!’
HENDOR ‘Ja, nou, goed. Dan moeten jullie het de volgende keer maar daar heen brengen. Dan laat ik jullie er deze keer met een waarschuwing vanaf, maar volgende keer dus gewoon netjes naar de gemeentje of naar Driessen brengen he.’
SKEVEL ‘Yes, dat klinkt goed meneer de boswachter. Gaan we doen! Zullen we die jerrycans maar weer meenemen dan?’
HENDOR ‘Ja, dat lijkt me wel zo netjes, denk je niet?’
SKEVEL ‘Ja, natuurlijk haha. Stomme vraag.’
Samen stapelden ze vervolgens alle jerrycans weer de jeep in. Zelfs Rostel hielp hen even mee, nadat hij van de schrik bekomen is. De twee drugsdealers geven boswachter Hendor een lift terug naar de rand van het bos. En volgende drugsdumping deden ze vervolgens netjes bij de Driesen op de Hamweg. Iedereen leefde nog lang en gelukkig.
Einde 🙂