• 368 pages
  • First published May 14, 2024

Gül’s eerste boek was een indrukwekkend debuut. In ‘Ik ga leven’ liet ze een glimp van haar literaire talent zien. Het was geen perfect debuut, maar wel een veel belovende start. Deze lijn weet ze echter niet volledig door te trekken in haar tweede boek.

In dit boek gaat Gül in op de nasleep van de publicatie van haar eerste boek. Ze vertelt over hoe haar familie haar nu vrijwel volledig buitengesloten heeft, hoe ze bedreigt wordt door vreemdelingen, maar ook hoe ze steun vind bij andere Turkse bannelingen die zich in soortgelijke situaties bevinden.

Het boek is een aaneenschakeling van verschillende scenes die zich focussen op verschillende kanten van haar ervaringen. Zo volgen we haar ervaringen bij de psycholoog, haar nieuwe relatie met een autochtone Nederlander, haar verschillende ervaringen met vrijheid (seksuele vrijheid, e.g. haar verschillende kortstondige relaties, maar ook haar eerste ervaring in een swingersclub met haar nieuwe partner).

Het sterke aan dit boek is de structuur van deze raamtelling, waarbij we de veelzijdigheid van Gül’s situatie te zien krijgen. Aan de ene kant geniet ze van het ontdekken van haar vrijheden, maar aan de andere kant zien we hoe ze lijdt onder de schuldgevoelens die ze richting haar zusje heeft. Haar zusje was slechts tien jaar oud toen Gül haar eerste boek publiceerde en daarmee de breuk met haar familie forceerde. Als gevolg hiervan groeit haar zusje op in een nog strenger klimaat dan dat Gül zelf deed. We zien haar rouwen om het verlies van haar familie, haar worstelingen met haar streven naar vrijheid, die haar in zekere zin ook haar vrijheid kosten (de constante bedreigingen vanuit de Islamitische gemeenschap).

Hoewel het boek een degelijke structuur heeft en het interessant is om te lezen over Gül’s ervaringen, reikt het nooit tot zeldzame literaire hoogtes.
Waar de zinnen en dialogen in haar eerste boek wellicht iets geknutseld waren en tè hard probeerden om literair te zijn, lijkt het alsof ze het in dit boek volledig opgegeven heeft. De enige vlekken van literaire ambitie vinden we terug in haar persoonlijke reflecties over haar schrijverschap. Daarmee wil ik niet zeggen dat het daadwerkelijk geschrevene literaire ambitie vertoont. Nee, wat ik daarmee bedoel is dat ze lijkt te lijden onder een flinke dosis grootheidswaan.

Er waren een heelhoop passages die bij mij de nekharen activeerden. Hier onder een aantal voorbeelden:

Hier twee voorbeelden die me deden denken aan Jaden Smith’s “can we talk about the political and economic state of the world right now?’

“Ik heb sowieso moeite met oppervlakkige gesprekken die nergens over gaan, ik heb daar geen talent voor, en al helemaal niet met familieleden.”

“‘Ehm…’ zeg ik. ‘Ja, daar zit wat in. Ik voel me momenteel zo’n jaar of vijftig. Als ik leeftijdgenoten spreek, voel ik me een alien. Die wereld, hún wereld, is vaak heel ver weg van de mijne. De dingen die ze doen, de dingen waar ze mee bezig zijn, of juist níet mee bezig zijn, het zonder enig plan leven in het moment, niet denken aan de toekomst, ik word er bijna zelf onrustig van. Ik vind het kinderachtig. Ik vind sowieso mijn generatie vrij… kinderachtig. Onserieus. En naïef. En verwend. En niet realistisch. Soms kom ik mensen tegen van vijfendertig die zich gedragen als twintigjarige. Dat klopt niet in mijn hoofd. In de cultuur waar ik vandaan kom, ben je praktisch volwassen vanaf je vijftiende, je hoort na te denken over zaken als je bruiloft, je gezin, je woning, je auto, je spaargeld, je vaste contract, het geld dat je opzij moet zetten voor een vakantiehuis in Turkije, of geld dat je moet sturen naar je familie in Turkije, die minder heeft.”

Wellicht nog erger vond ik de stukken waarin ze andere personages in haar boek voor haar karretje spande om een aantal veren in haar reet te deponeren.

“Meneer Köhler knikt instemmend, met een brede glimlach. ‘Dat is een mooie analyse van u, daar ben ik het mee eens. Zeg, mevrouw Gül, ik stond er laatst bij stil dat u pas vijfentwintig bent. Dat is jong, hoor. Ik wist nog niet zoveel op mijn vijfentwintigste. En ik kon al helemaal geen columns of boeken schrijven. Of bezig zijn met zo veel ingewikkelde vraagstukken. Ik vroeg me af of u zich wel vijfentwintig vóelt.’ Ik denk na.”

“Wat een goed boek heb je trouwens geschreven!’ ‘Dank je,’ zeg ik bescheiden.”

“‘Jij bent als water dat uit een dam breekt,’ zegt Noah op een avond. ‘Je komt net uit die doctrinaire kringen en je bent fel. Je bent boos, boos op het leven. Dat is een logisch gevolg van tegen dingen aan lopen, dag in, dag uit bedreigd worden en geen eerlijke kritische analyses mogen leveren van je familie en omgeving. Maar wat absoluut bijzonder is aan jou, is dat je overal over nadenkt. Je voelt je nooit groter dan de argumenten van een ander. En dat is heel zeldzaam,’ zegt hij, terwijl hij een slok van zijn bier neemt.”

“Je schreef een boek en zeek je cultuur en geloof af, en dat deed je niet als een idioot die drie woorden Nederlands spreekt, waarvan twee terminale ziektes, en ook niet heel rancuneus zoals een Ebru Umar, maar intellectueel en eloquent. Je hebt wraak genomen in stijl, met charme.”

“‘Omdat jij altijd jezelf blijft. En fucking eerlijk bent. Ik merk aan jou dat je de argumenten die ik je voorleg altijd overdenkt. Soms reageer je erop, soms niet, maar erover nadenken doe je. Je bent nooit hoogmoedig of opportunistisch, of alleen maar kwaad, en je blijft niet koppig bij je eigen standpunt. Je bent bescheiden op een zeldzaam niveau. Je verandert van mening als je te maken krijgt met argumenten die je niet kunt pareren.”

“De literaire critici hadden veel aandacht voor de wijze waarop de auteur via haar werk stelling neemt in het maatschappelijke debat, en vaak minder voor de literaire waarde van de roman, waarover niet positief geoordeeld werd, omdat veel Nederlandse boekenrecensenten überhaupt geen smaak hebben.”

“Ik laat alle moves zien die ik in huis heb, en dat zijn er veel, want ik ben een goede danser, en gooi al mijn charmes in de strijd.”

Nou goed, je begrijp het wel. Het boek hangt dus aan elkaar van de zelfvleierij. Ergens begrijp ik dat ook wel, want als iedereen zo tegen je praat, dan moet je welhaast ook wel heel erg in je zelf gaan geloven. Zeker wanneer je in zo’n scherpe dichotomie leeft als Gül, waarbij de ene helft van de mensheid je verkettert en de andere je aanbidt. Ik kan me voorstellen dat je dan liever de kant van het debat kiest waar je er het best uitkomt.

Toen ik er nog iets langer over nadacht kwamen er nog een aantal andere scenario’s in m’n hoofd voor. Want is het werkelijk zo vreemd dat mensen haar complimenten geven, of dat ze een flinke dosis zelfvertrouwen heeft? Eigenlijk is dat tamelijk normaal. Heel eerlijk gezegd ben ik persoonlijk ook wel een totaal van mezelf bevangen dat ik ook wel eens dat soort gedachtes heb. En getuigt het dan niet juist van literaire eerlijkheid dat in het boek op te nemen? Is het niet juist dapper om je narcistische trekjes te delen, in de wetenschap dat mensen daar aanstoot aannemen?

Ik zag wel iets in die theorie.

Maar toen bedacht ik me: ze heeft natuurlijk een tamelijk stevige Turkse opvoeding gehad, dus wellicht zijn al deze passages wel uitingen van haar trotse Turkse inborst. Want zover ik weet zijn Turken minder bezwaart met de Nederlandse gene rondom borstklopperij. Enfin, zonder Gül persoonlijk te kennen is het onmogelijk antwoord te geven op dat soort vragen.

In overeenstemming met de theorie van literaire eerlijkheid beschrijft ze later in haar boek het belang van schrijven voor haar persoonlijk. Vooral de volgende passage lijkt me relevant:

“Het is een momentopname, wat je schrijft. Zoals bij een foto, die je later best stom kunt vinden. Maar dat maakt niet uit. Het mag stom zijn. Op dat moment vond ik het niet stom, kennelijk. Maar dat is met bijna alles in het leven zo, nietwaar? Ik ken ook veel mensen die niet snappen hoe ze ooit hun ex leuk vonden.”

Deze eerlijkheid kan ik erg waarderen. Het is dapper om je eigen slechte kanten te delen met anderen. Joan Didion’s ‘writers are always selling somebody out’, heeft dan vooral betrekking op haarzelf.

Wat echter wel teleurstellend is, is dat de aangenomen eerlijkheid van dit boek de enige waarde ervan is. Literair biedt het niet veel speciaals, haar reflecties op wat vrijheid is zijn ook weinig vernieuwend en blijven hangen rond het niveau van een maatschappijleer-klas op de middelbare school. Vooral ongemakkelijk waren de Sinterklaasgedichtjes die af en toe tussen de hoofdstukken door verschenen. Deze voedden voor mij het ongemak waarmee ik het boek las.