Dit is een artikel in de reeks over ledigheid. In deze reeks ga ik op zoek naar de waarde, de functie, en de betekenis van ledigheid in een tijd waarin productiviteit de boventoon voert.

TLDR (korte samenvatting): onderaan de pagina

In de zoektocht naar de waarde van ledigheid zijn we nu aangekomen de 14de eeuwse Japanse dichter en monnik Kenko. Tussen 1330 en 1332 schreef hij een verzameling van 243 aforismen, parabellen, korte essays en reflecties. Hij gaf deze verzameling de titel Tsurezuregusa (徒然草), wat door de vertaler (J. Vos) vertaald is op verschillende manieren; 1) Overpeinzingen in ledigheid, 2) Ledigheidskruid, 3) Ledigheidsgewassen, en uiteindelijk 4) De kunst van het nietsdoen [efn_note]Nawoord over de titel, J. Vos (Kenko, de kunst van het nietsdoen)[/efn_note]. Die laatste is wellicht wat lichter en sprankelende, maar eigenlijk komen die eerste drie vertalingen het dichts bij de werkelijke vertaling.

Het is een merkwaardige verzameling van korte stukjes die bol staat naar verwijzingen naar klassieke Chinese en Japanse literatuur en boeddhistische filosofie. Kenko doet dat echter zonder pretentieus over te komen. Naast deze meer high brow stukjes schrijft hij namelijk ook over zeer wereldse zaken zoals hoe je je huis moet inrichten, wat voor planten je in je tuin moet hebben en dat je beslist geen dronkaard moet worden.

Yoshida Kenkō (Utagawa Hiroshige, c. 1845)

Kenko was in de mogelijkheid zich makkelijk in alle lagen van de samenleving te begeven doordat hij het eerste deel van zijn leven deel uitgemaakt had van de keizerlijke paleiswacht. Toen hij dat deel van zijn leven afgerond had werd hij een monnik. Toch was hij niet de monnik zoals je die al snel inbeeldt wanneer je aan een (Aziatische) monnik denkt. Kenko was namelijk nooit aan een klooster of order verbonden. Hij had weliswaar de religieuze geloften afgelegd, maar doordat hij tonseisha (heremiet) was, kon hij zich vrij bewegen tussen de wereldse en de religieuze werelden. [efn_note]Nawoord over de titel, J. Vos (Kenko, de kunst van het nietsdoen)[/efn_note] Gelukkig maar, want hij schets in zijn verzamelingen erg veel schitterende beschrijvingen die wij als moderne lezers uit het wereldse rijk heel makkelijk kunnen herkennen.

Enfin, we zijn hier om ledigheid te onderzoeken, dus laten we daar eens naar gaan kijken. Kenko wilt ons hier graag bij helpen. Hij opent zijn verzameling namelijk met de schitterende zin:

‘Wat lijkt het waanzin om in mijn ledigheid hele dagen achter mijn inktsteen door te brengen en zomaar, lukraak, de eerste gedachten op te tekenen die in me opkomen…’

Is dit hoe ledigheid er uit ziet? ‘Yamato Nadeshiko’, (Ito Shinsui, 1942) Bron: Japanese Art Open Database

Kenko’s visie op ledigheid

Op het eerste gezicht is Tsurezuregusa geen werk over ledigheid. Zoals Kenko’s opening suggereert is het een werk dat geschreven is in de staat van ledigheid. Dat wil zeggen: een afgezonderde staat van rust en zonder afleidingen van wereldse afleidingen, begeertes en verlangen. Uit Kenko’s werk blijkt echter dat hij die staat van zijn wel heel erg op waarde stelt en hij geeft ons onopzichtig ook een aantal aanwijzingen om daar te geraken.

Dat dit zijn visie op ledigheid is, beschrijft Kenko in het 75ste onderdeel van de verzameling: ‘Wat gaat er toch om in iemand die klaagt dat hij zich verveelt? Niets lijkt me wenselijker dan in je eentje te zijn, zonder enige vorm van afleiding. Als je doet zoals de rest van de wereld, raak je van het rechte pad omdat je wordt opgeëist door vuige geneugten, en als je je onder de mensen begeeft ben je niet oprecht omdat je je laat beïnvloeden door de respons van anderen.’

Voor Kenko is verveling dus synoniem aan een verheven staat van rust. Hij beschrijft dat je die staat van zijn bereiken kan door wereldse banden te verbreken, de rust op te zoeken, je nergens mee in te laten en zo gemoedsrust te vinden. [efn_note]nr. 75[/efn_note]

In de overige onderdelen van het boek vind je veel praktische aanwijzingen om die staat van rust te bereiken. Het zou niet juist zijn om te claimen dat het boek draait om ledigheid en rust en de wijzes waarop die bereikt kunnen worden. In het boekwerk komen ook heel veel andere thema’s en beschouwingen aan het bod. Maar omdat we in deze reeks opzoek zijn naar de waarde van ledigheid, bezien we Kenko’s Tsurezuregusa nu voornamelijk vanuit dat oogpunt.


Beeld bij het verhaal Konjiki Yasha (Gouden nacht duivel) waarbij hebberigheid een breuk veroorzaakt tussen twee geliefden. ‘Miya en Kan’ichi – Demonisch Goud’, (Takeuchi Keishu, 1898) Bron: Artelino – Japanese Prints

Het afzweren van begeertes en andere randzaken

Een van vaakst terugkerende methodes om de verheven staat van ledigheid te bereiken is door het afzweren van begeertes en verlangens. Zo spreekt Kenko zijn verachting uit over winstbejag en het streven naar een hoge positie, status en faam. Hij stipt aan dat zelfs kennis tot bedrog leidt en dat artistieke begaafdheid leidt tot een toename van zondige begeerten.[efn_note]nr. 38[/efn_note]

Uiteindelijk is alles op onze wereld onwerkelijk. Niets is het waard om over te praten of naar te verlangen. [efn_note]nr. 38[/efn_note] Dat klinkt behoorlijk deprimerend en tamelijk nihilistisch. Toch heeft Kenko goede bedoelingen met dit snijdend betoog tegen begeertes. Hij wilt namelijk dat we ons op het huidige ogenblik richten. Hij wilt ons beschermen tegen verlangens en begeertes. Die lokken je namelijk altijd weg uit het hier en nu. Ze laten je mijmeren naar lang vervlogen tijden of juist een niet bestaande toekomst. Zowel het verleden als de toekomst zijn niet bestaand en dus onwerkelijk. Het zijn loze afleidingen. Zelf zegt Kenko het wellicht het mooist in onderdeel 108:

Als je je greep op het ogenblik ook maar even verliest ben je zo goed als dood. En als je mij nou vraagt waarom je elk ogenblik op waarde moet schatten, zeg ik: om gevrijwaard te blijven van loze gedachten en wereldse handelingen, om je aan bezinning te wijden indien je dat wenst, of aan ascese als je dat verkiest.

Buiten de afkeer tegen verlangens en begeertes, geeft Kenko ook af op een hele reeks andere randzaken. Ik moet zeggen dat ik deze passages bijzonder geestig vond om te lezen. Hij ontneemt de elusie van allerlei rituelen en gebruiken door de banaliteit ervan aan te tonen. Hieronder een aantal voorbeelden die me bijzonder welgevallig waren:

  1. Op een dag zag Jōshin een monnik, aan wie hij de bijnaam Shiroururi gaf. Iemand vroeg: ‘Wat bedoel je dáár nou mee?’ en de abt antwoordde: ‘Ik zou het niet weten, maar als er een shiroururi bestond, dan had hij precies zo’n gezicht.’ (nr. 60)
  2. ‘Aan je gezicht lees ik af dat je van je paard zult vallen. Wees maar voorzichtig!’ Niemand nam die uitspraak serieus, maar Shingan viel van zijn paard en stierf. De mensen dachten dat Shigemi’s woorden even betrouwbaar waren als die van een godheid, zó goed kon hij voorspellen. Iemand vroeg: ‘Wat heb je dan wel aan Shingans gezicht gezien?’ Hij antwoordde: ‘Shingan zat niet vast in het zadel en hield van paarden die gauw steigerden. Daarop heb ik me gebaseerd. En heb ik me ooit vergist?’ (nr. 145)
  3. Wanneer er twee beeldjes in een tempel omgedraaid staan raken de bezoekers, waaronder Shōkai in vervoering. ‘Er moet een verklaring zijn voor de positie van de beeldjes in dit heiligdom,’ zei hij. ‘Kunt u ons daar iets over vertellen?’ ‘Met genoegen,’ zei de priester. ‘Dat is het werk van kwajongens. Het lijkt nergens naar!’ Hij liep op de beeldjes toe en zette ze terug waar ze thuishoorden. Shōkai’s tranen van ontroering waren voor niets geweest. (nr. 236)
‘Gors (Gabichô) en kersenbloesems’, (Kitao Masayoshi, 1790) Bron: Museum of Fine Arts. Herdruk van het album Kaihaku raikin zui (Een compendium met afbeeldingen van uit het buitenland geïmporteerde vogels)

Vergankelijkheid en de natuur

De reden om het huidige ogenblik zo te waarderen als Kenko ons aanraadt is de vergankelijkheid der dingen. Er heerst zoveel onzekerheid over wat er komen gaat dat je eigenlijk genoodzaakt wordt om in het huidige ogenblik te leven. Dat is immers alles dat er is. Het bestaan van de toekomst is hoogst onzeker. Inderdaad, in de kern herhaalt Kenko vaak veel Boeddhistische gedachtes.

Wat ik erg mooi vond aan dit boek is dat het zo rijk was aan verwijzingen naar klassieke Japanse gedichten over de natuur. De Japanse traditie staat bol van de natuurlijke elementen om vergankelijk te bezingen. Het meest klassieke beeld is natuurlijk de kersenbloesem, maar in de aangehaalde gedichten in dit boekwerk komen er ook allerlei andere elementen uit de Japanse beeldentaal terug. De natuur is bij uitstek de illustrator van de vergankelijkheid. Dat is waardevol om te blijven herinneren want uiteindelijk is de natuur de meest pure uiting van de allesomvattende entiteit waar we deel van uit maken. Zelfs wanneer al onze menselijke macht ons van het tegendeel probeert te overtuigen.

Hieronder een aantal voorbeelden die ik erg mooi vond:

  1. Geen betere balsem dan het zwerven door een omgeving met helder water en ongerept groen, ver van het menselijk gewoel. (nr. 21)
  2. De Yuan en de Xiang stromen dag en nacht oostwaarts / en houden zelfs niet even halt voor de treurende (nr. 21, Dai Xulun)
  3. ‘Ruik ik de geur / van mandarijnbloesems / die verschijnen in de vijfde maand, / dan lijkt die op de geparfumeerde mouwen / van iemand die ik ooit heb liefgehad.’ (Kokinshū, nr. 139)
  4. ‘Ik voel me eenzaam en verlaten, / zo stuurloos / als een ontwortelde waterplant. / Als de stroom me wenkt, / ga ik mee!’ (Ono Komachi, Kokinshū, 938)
  5. Hoe je er ook aan toe bent, het kijken naar de maan lucht altijd op. ‘Niets fascinerenders dan de maan,’ zegt de een, terwijl een ander juist de ochtenddauw aangrijpend vindt – een debat dat ik wel aardig vind. Afhankelijk van de omstandigheden kan toch zeker alles je vertederen! (nr. 21)

Conclusie – essentialisme

Wanneer we Kenko’s begrip van ledigheid lanceren in onze huidige maatschappij, dan is het makkelijk om te stellen dat het niet echt een heel populair onderwerp is. Ledigheid is iets slechts. Het betekent dat je niet productief bent en dus niet bijdraagt aan de zo geadoreerde vooruitgang. De meeste mensen zijn juist de ban van hun begeertes en verlangens. Of dat nu het streven naar geld, status, kennis of vaardigheden is, dat maakt allemaal niet zo veel uit. We zijn allemaal wel ergens naar aan het streven, aan het verlangen. En hoewel het me behoorlijk lastig lijkt om alles volledig af te zweren, denk ik wel dat we Kenko’s lessen zeker ter harte kunnen nemen. We kunnen een beginnetje maken met niet zo veel waarde te hechten aan geld, macht, status, spullen, materiaal, en andere randzaken. En als er dan niets meer over is, wellicht vinden we dan ooit wel de ledigheid die Kenko ambieerde.

TLDR

Ledigheid is iets goed. Het is de absentie van randzaken zoals verlangens en begeertes en daardoor de focus op het essentiële. Hier vier quotes van Kenko om het te beamen:

  • ‘Wijd je in de eerste plaats aan het essentiële en vergeet al het overige.’ (nr. 175)
  • ‘Slechts van één waarheid mogen we zeker zijn: alles is onzeker.’ (nr. 188)
  • ‘Zo zie je maar dat het geen zin heeft om plannen te smeden voor een toekomst die je nooit zult beleven.’ (nr. 25)
  • ‘Het is ordinair om waardeloze prullen op te slaan, terwijl kostbare voorwerpen dan weer getuigen van zinloze gehechtheid.’ (nr. 140)