• Written by: Roger Scruton
  • Published in 2011
  • 464 pages
  • Rating: ❤️❤️❤️❤️?

De in januari van dit jaar overleden Sir Roger Scruton is een van de grootste conservatieve filosofen van onze generatie en laat dat in dit boek wederom blijken. Op indrukwekkende wijze zet hij uit een waarom het milieuvraagstuk al jarenlang op ten onrechte gekaapt wordt door ‘links’.

Wanneer je je afvraagt hoe in het hemelsnaam mogelijk is dat een conservatieve filosoof zo iets durft te beweren en wanneer je denkt dat er vanuit deze hoek slechts complottheorieën en klimaat ontkenners afkomstig zijn, dan zal dit boek je bewijzen dat het tegendeel waar blijkt te zijn.

De groene filosofie van Scruton is namelijk geschreven vanuit de liefde voor de natuur en iets diepers zelfs, de liefde voor het thuis: de oikofilie. Mensen zullen hier wellicht al snel het woord oikofobie in herkennen. Het woord dat door Thierry Baudet overgenomen is om het vernielen van het thuis te beschrijven. Dit is natuurlijk geen gek verband, want Baudet promoveerde onder Scruton en ziet hem als zijn mentor. Waar Baudet echter de focus op de oikofobie legt, focus Scruton liever op de oikofilie als een ware conservatief.

Oikofilie

‘De liefde voor huis en haard, een motief dat al onze sterkste bindingen omvat en tot uitdrukking komt in de morele, esthetische en spirituele emoties die onze wereld een ander aanzien geven en die in bedreigende omstandigheden een toevluchtsoord creëren waar toekomstige generaties ook van kunnen profiteren.’

In schitterende passages beschrijft hij de intrinsieke waarde van de natuur en hoe een directe liefde voor de directe omgeving van het thuis kan zorgen voor de bescherming van die natuur. Vanuit die redenatie streeft hij naar een typisch conservatief beleid: laat de lokale leefomgeving en natuur beschermd worden door intrinsiek gemotiveerde mensen die zich zullen verenigen in ‘kleine pelotons’, burgerverenigingen. Wanneer burgers zelf zeggenschap hebben over hun eigen leefgebied zullen ze er ook zelf voor zorgen dat het schoon blijft, dat is de redenatie.

Tegenover de oikofilie staat zoals gezegd de oikofobie. Scruton gebruikt dit woord om het linkse beleid te duiden. Het beleid van het ongebreideld bureaucratisme dat zo ver van de oikos (huis) afstaat dat het iedere mogelijkheid tot terugkoppelingsmechanisme direct vernietigd.

Mensen zijn niet meer betrokken bij hun eigen leefomgeving omdat ze in de veronderstelling leven dat alles vanboven af geregeld wordt. Ze zien door de bomen het bos niet meer. Dit is de onpersoonlijking waarin Rutger Bregman in zijn succesboek De Meeste Mensen Deugen ook over spreekt. Mensen zijn doordrenkt met een diep gevoel van empathie en sociaal wezen. Er zijn vele niveaus van ontmenselijking voor nodig voordat mensen in staat zijn elkaar iets aan te doen. Bregman gebruikt hiervoor bijvoorbeeld het voorbeeld van iemand vermoorden met een drone vs iemands nek kapot steken met een bot mes. Dat laatste vergt een veel verkniptere geest dan het eerste.

Omdat bij mensen van nature dit sociaal empathische vermogen gekoppeld is aan lage vormen van abstractie, is het belangrijk om verantwoordelijkheden met betrekking tot de bescherming van het leefgebied dan ook op een zo direct mogelijke manier bij de lokale bevolking te leggen.

Op die filosofie voorbordurend heeft Scruton een hele reeks voorstellen die bevordelijk zullen zijn voor het behoud van het milieu. Telkens maakt hij de gezonde afweging tussen markt, staat en gemeenschap, waarbij het de gemeenschap de meeste waarde toekent. Zo bespreekt hij de combinatie van privebezit en het aansprakelijkheids recht om balans aan te brengen in het behoud van de omgeving. De verantwoordelijkeheid wordt gedistributeerd over een grote groep individuen zodat er een homeostatisch proces van bemiddeling tussen belangen ontstaat. En die zelfherstellende functie, dat is waar het om draait.

Groen Filosofie

‘Een conservatief milieubeleid richt zich niet op een gezond milieu, maar op andere dingen die een gezond milieu tot gevolg hebben. Het doet een beroep op de oikofilie van de burger, en tot de voortbrengselen ervan behoort onder meer al het volgende: menselijk herstelvermogen, autonome verenigingen, marktoplossingen, doeltreffend aansprakelijkheidsrecht, esthetische randvoorwaarden die voortkomen uit open discussie tussen de burgers, biodiversiteit, schoonheid van de natuur, lokale autonomie, serieus onderzoek, en een regime van prijsvorming en terugkoppelingsmechanismen waardoor milieukosten in rekening worden gebracht bij degenen die ze veroorzaken. Het doel is de voorwaarden te scheppen waaronder mensen hun eigen milieu beheren in een geest van rentmeesterschap, en zodanig dat ze de politieke actie vergemakkelijken die misschien nodig is om gedaan te krijgen waar de kleine pelotons zich niet aan kunnen wagen.’

Ik ben erg gecharmeerd van deze ideeën van Scurton, alleen zet ik vraagtekens bij zijn claim dat de natiestaat de hoogst mogelijke orde van verbinding is waarop deze processen mogelijk zijn. Volgens Scruton is de gedeelde cultuur, taal en geschiedenis een vereiste voor het ontstaan van oikofolie.

Toch denk ik dan al snel aan de grensgebieden binnen het Europese continent. Het is pas sinds ongeveer 200 jaren dat de nationale grenzen hun huidige vormen kennen, daarvoor was Europa een vrij dynamisch continent van verschillende staten en volkeren. Dat heeft er voor gezorgd dat er in de grens gebieden tussen de natiestaten in Europa een natuurlijk verloop tussen de volkeren is ontstaan. Het Limburgs dialect aan de Duitse grens klinkt erg overeenkomend met het dialect van hun Duitse broeders aan de andere zijde van de grens. Bovendien zijn ze cultureel nauwer verweven dan Nederlandse Limburgers met Amsterdammers verweven zijn. Denk daarbij aan het vieren van Carnaval en andere Katholieke feesten en gebruiken. En wat te denken van Vlamingen en Walen? Tsjechen en Slowaken?

Ik zie geen reden waarom dit soort volken geen gedeeld gevoel van oikofolie kunnen hebben en wanneer we Scruton’s eigen argumenten volgen dan komen we tot die zelfde conclusie.

De totale aaneenschakeling van verloopvolkeren in Europa zorgt ervoor dat we allemaal met elkaar verbonden zijn, bovenop de gedeelde Joods-Christelijke en Romeins-Griekse traditie. Ik vermoed dat Scruton’s aversie jegens de Europese Unie echter meer gegrond is in het bureacratisme dan in het gebrek aan oikofolie op grote schaal. Voor het gemak heeft hij beide argumenten maar samengevoegd, om zo het bestaansrecht van de Europese Unie te vernietigen, maar dat is in mijn ogen ten onrechte. Het is wezenlijk om vraagtekens te zetten bij het enorme, onpersoonlijke bureaucratische process dat de EU is, maar twijfel zaaien over het bestaansrecht is een volledig onrechtmatige bezigheid.

Nu ben ik wat dieper in gegaan op één van de punten die hij maakt in zijn boek, maar hij heeft nog een hele rits aan interessante punten te maken. Hij gaat dieper in op de louche praktijken van NGOs (corrupte internationale bendes die aan niemand verantwoording verschuldigd zijn) tegenover burgerverenigingen (democratische organisaties die de belangen van de leden behartigen) en natuurlijk de rol van schoonheid (zijn vakgebied) als cultureel consenus van een volk.

Ik zou zeker aanraden dit boek te lezen wanneer je de klimaat problematiek vanuit een (verrassend) conservatief oogpunt wilt bekijken of wanneer je uberhaupt iets over het conservatisme wilt leren. Zeker nu we in tijden leven waarin het conservatisme (ten onrechte) een nare bijsmaakt heeft bij velen.

Alfons Wiedemeijer
Alfons Wiedemeijer

Naast literatuur en dialoog, laaf ik me uitsluitend aan water, melk en bier.